-
1 clash
n. klap; conflict--------v. kloppen; botsen, aanrijdenclash1[ klæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 a clash of opinions • verschil van mening, botsing der meningen————————clash2〈 werkwoord〉2 tegenstrijdig zijn ⇒ botsen, in conflict zijn/raken♦voorbeelden: -
2 paradoxicalness
n. het paradoxaal zijn, het tegenstrijdig zijn -
3 antinomian
n. antinomiaan (tegenstander van ethieke wetten die tegenstrijdig zijn aan de christelijke principes) -
4 opposed
-
5 schizophrenia
n. (Psychologie) schizofrenie, ernstige psychotische stoornis gekenmerkt door psychose (gekenmerkt door opwinding, catatonia, verwarring, hallucinaties, ongewoon gedrag en in zichzeld gekeerd zijn; beledigende term voor een toestand gewkenmerkt door tegenstrijdig gedrag; term op informele wijze gebruiktom een gespleten persoonlijkheid aan te geven (Slang)[ skitsəfrie:niə] -
6 at variance
het oneens zijn; tegenstrijdig -
7 be against
tegen zijn, tegenstrijdig
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский